De Sociale wetgeving na twee jaar arbeidsongeschiktheid
04 februari 2022
In 104 weken loondoorbetaling (of Ziektewet) hebben werkgever en werknemer hun best gedaan om de werknemer te laten re-integreren. Mocht deze re-integratie niet zijn gelukt, dan beoordeelt UWV of de re-integratieactiviteiten naar behoren zijn uitgevoerd en of de werknemer in aanmerking komt voor een WIA-uitkering. WIA staat voor Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen. De WIA is als volgt onderverdeeld:
- Werkhervatting gedeeltelijk arbeidsgeschikten (WGA)
- Inkomensvoorziening volledig arbeidsongeschikten (IVA)
De mate van arbeidsongeschiktheid en of er sprake is van duurzaamheid bepaalt of een werknemer wel of niet in aanmerking komt voor een uitkering. Het arbeidsongeschiktheidspercentage wordt berekent op basis van het loonverlies van een werknemer. Stel een werknemer verdiende €3000,- per maand en zijn resterende verdiencapaciteit wordt vastgesteld op €1200,- per maand, dan is het arbeidsongeschiktheidspercentage 60%.
Wanneer recht op welke uitkering?
Zoals eerder genoemd bestaat de WIA uit de uitkeringen IVA en WGA en bepaald de mate van arbeidsongeschiktheid en of het wel of niet duurzaam is welke uitkering de werknemer recht op heeft. Wanneer een werknemer gebruik maakt van eerder genoemde uitkeringen, dan soupeert de werknemer zijn WW-recht op. De mogelijke uitkomsten van de beoordeling van UWV zijn:
- Geen recht op uitkering
Werknemers die 0-35% arbeidsongeschikt worden verklaard hebben geen recht op een WIA-uitkering.
- IVA uitkering
Werknemers die 80-100% loonverlies hebben en duurzaam arbeidsongeschikt zijn hebben recht op een IVA uitkering. Duurzaam arbeidsongeschikt wil zeggen dat er geen tot een geringe kans is op herstel. De hoogte van de uitkering is 75% van het WIA-maandloon.
- WGA uitkering
Werknemers die 35-80% arbeidsongeschikt zijn of 80-100% arbeidsongeschikt zijn, maar niet duurzaam, komen in aanmerking voor een WGA uitkering. De WGA uitkering is opgedeeld in drie verschillende uitkeringen: loongerelateerde uitkering (LGU), loonaanvullingsuitkering (LAU) en vervolguitkering (VVU).
Loongerelateerde uitkering (LGU)
Na beoordeling van de WGA uitkering volgt standaard de LGU. De LGU duur van de LGU is minimaal drie maand, maar afhankelijk van het arbeidsverleden kan dit oplopen tot 24 maanden. Hiervoor geldt dezelfde systematiek als de WW-uitkering. De hoogte van de LGU bedraagt de eerste twee maand 75% van het WIA-maandloon en de resterende maanden 70%. Het loon dat een werknemer verdient wordt wel in mindering gebracht op het WIA-maandloon, zodat werknemers er niet op vooruit gaan. Nadat de LGU is afgelopen kan een werknemer in de LAU of de VVU terecht komen. De formules die hierbij horen zijn:
Hoogte uitkering eerste 2 maand: 75% * (WIA-maandloon – nieuw loon)
Hoogte uitkering overige maanden: 70% * (WIA-maandloon – nieuw loon)
Loonaanvullingsuitkering (LAU)
Werknemers die in de LAU terecht komen verdienen meer dan 50% van hun resterende verdiencapaciteit of zijn 80-100% arbeidsongeschikt, maar niet duurzaam. De hoogte van de uitkering wordt als volgt berekend:
Hoogte LAU: 70% * (WIA maandloon – resterende verdiencapaciteit)
Vervolguitkering (VVU)
Werknemers die minder dan 50% van hun resterende verdiencapaciteit benutten, hebben recht op een VVU uitkering. De hoogte hiervan wordt bepaald op basis van de hoogte van arbeidsongeschiktheid. In onderstaand tabel het percentage van het minimumloon waar de werknemer recht op heeft.
Werken loont
Hoe dichter het loon van de werknemer bij zijn resterende verdiencapaciteit zit hoe meer hij verdient en hoe minder de schadelast van de werkgever is. De werkgever is 10 jaar verantwoordelijk voor het betalen van de uitkering aan de werknemer. Deze kosten die de werkgever betaald is de volledige LGU periode en daarnaast de VVU uitkering. Mocht een werknemer gebruik maken van de LAU, dan wordt er een fictieve VVU (fVVU) uitkering doorbelast. Onderstaand een voorbeeld van hoe werken loont:
Jan is 60% arbeidsongeschikt en verdiende €3.000 per maand, zijn resterende verdiencapaciteit is €1.200 per maand en heeft recht op 24 maanden LGU uitkering. In onderstaande voorbeelden wordt voor het gemak uitgegaan van een minimumloon van €22.000.
Jan heeft geen inkomen naast zijn LGU en heeft daarmee recht op de VVU
Jan heeft een inkomen van 600,- per maand naast zijn LGU en heeft daarmee recht op de LAU
Jan heeft een inkomen van 1200,- per maand naast zijn LGU en heeft daarmee recht op de LAU
Geschreven door: Luuk Wilting